Vissen is geen exacte wetenschap en gelukkig maar ook anders zou de fun rap uit het spelletje zijn. Vissen is vaak hard werk en veel voorbereiden vooraf en dan hopen dat het gebeurt. We kennen allemaal wel die sessie’s waar het eens op wieletjes loopt maar vooral de sessie’s waar het stroever loopt zijn voor mij de sessie’s waar iets uit te leren valt.

Sinds een paar jaar beproef ik op geregelde tijdstippen mijn visserij in Duitsland en dit op een groot water van ongeveer een kleine 100 ha. De eerste jaren was het vissen er een beetje op de bonnefooi en was het vaak meer achter dan in het net vissen. Maar stapje per stapje groeide ik op het watercomplex en begon ik een inzicht te krijgen in het gedrag van de vissen. Hoe meer je er vist hoe meer je te weten komt over hun gedrag, aasvoorkeuren en trekroutes. Het bestand ter plaatse is niet echt groot te noemen en de vissen vinden is meer aan de orde dan wat dan ook. Vissen spotten op 100 ha water is geen senicure en vergt veel concentratie en weinig slaap. Vele sessie’s gingen voorbij met magere resultaten maar dat is eigenlijk de normaalste zaak van de wereld op groot water met een klein bestand. Stapje per stapje leer je door verschillende stekken af te vissen met de daar aangekoppelde successen en tegenslagen hoe het water werkt en wanneer het productief is. Actief jagen achter actieve vissen is zoals vaak de sleutel tot succes. Legio zijn de ochtenden waar ik reeds om 5 uur s’morgens achter mijn hengels stond met een kop koffie om toch maar een glimp op te vangen van hun aanwezigheid in mijn gebied, legio zijn de keren dat ik niks zag. Maar zoals altijd wint de aanhouder en de volharder. Twee jaar terug stooten we op deze manier op een uithoek van het water waar een echt springfestijn plaatsvond, de spullen werden ingepakt en de resterende 12 uur werden gevist in het dofinarium met als resultaat 17 vissen verdeeld onder mijn makker en mezelf. De vorige 48 uur op de andere stek waren blank. De stelling van te vissen waar ze uithangen werd hiermee nog maar eens staalhard bevestigd. Mensen uit de aasindustrie willen ons maar al te graag doen geloven in een wonderbolletje dat altijd en overal vangt, maar de werkelijkheid is vaak anders. In mijn perceptie draait het volledig om simpelweg te vissen waren ze hangen/azen en aldoor hun aanwezigheid veraden. Deze stelling is maar al te vaak de sleutel tot succes op groot water. Locatie is 90 % van je succes de andere 10 % netjes verdeelt tussen je aaskeuze en je rigs. Maar al te vaak zie je mensen die 90-10 sleutel compleet omdraaien, voor hun is aas en rigs belangrijker dan de locatie en ze zijn er heilig van overtuigd dat hun wonderballetjes en hun goed uitgekiende rig het varkentje wel zullen wassen….. helaas op groot water klapt dit als een boemerang in je gezicht. Locatie is de enige sleutel tot succes, en deze kost ijver, doorzettingsvermogen en een dosis geluk. Zoals reeds hierboven beschreven stooten we enkele jaren terug op zo een plek waar ze graag vertoeven, nadere inspectie leerde ons dat het gebied glooide van de taluds met daarop het nodige plantenleven. Tijdens de zomermaanden natuurlijk het gebied waar het wemelt van natuurlijk voedsel en dus geen wonder dat ze er graag vertoeven. Door veel aan de plas te vertoeven leerden wij eigenlijk ook wel dat de vissen er maar een paar weken per jaar vertoeven en zich dan opnieuw verspreiden over het water. Waarschijnlijk speel paaigedrag hierin een grote rol (zich groeperen) maar persoonlijk denk ik meer dat bepaalde “hatches” van onderwaterleven (lees larven) die zich ontwikkelen in het gebied (plantenrijk) een veel grotere invloed hebben op hun massale aanwezigheid. Observaties van afgelopen jaren sterken mij in mijn stelling. Vorig jaar liep het begin juni hard op sommige momenten en dit jaar was het een maand vroeger. Eigenlijk komt het erop neer dat de natuur beslist wanneer het los gaat en wanneer de “hatches” plaatsvinden. Vissen hebben een biologiche klok en weten precies wanneer het gebeurt om zich dan massaal ter plaatse te begeven om deel te nemen aan het vreetfestijn. Je kan hier niks aan doen en het al zeker niet sturen, het enige wat in je voordeel werkt is wekelijks aan de waterkant vertoeven en klaar zijn als het gebeurt.

Voorbereiding is alles, en als je nu eenmaal weet wanneer het “ongeveer” zal plaatsvinden dan is het zaak om je sessie en de weinig beschikbare vrije tijd daar op in te plannen. Dit jaar werden dan ook alle maandagen en dinsdagen ingepland en dit reeds vanaf begin mei tot eind juni. Doordeweeks vissen betekend meestal rust aan de waterkant en mocht het toch nog niet de moment zijn heb je nog altijd kans om te verkassen. Waar ik vorig jaar veelal met bodemaas of de occasionel snow man set-up aan de slag was, hing ik dit jaar volledig door met Ligtweight hookbaits of ook wel Wafters genaamd. Om de ene of andere reden heb ik dit jaar mijn volste vertrouwen gelegd in dit type aas, ik verklaar mij nader. Dit voorjaar trok ik met een bende vrienden naar Engeland om er op de Pads te vissen op het bekende Yately complex. Vissen op de Pads was geen senicure en je vecht er constant tegen het feit dat een goede presentatie cruciaal is. Het vele bodemwier maakt een goede presentatie aanbieden soms moeilijk. Aangezien ik enkel een pop-up visser ben in de winter en het prille voorjaar was dit type aas geen optie voor mij. Ik verklaar mij nader…. pop-ups kunnen zeer succesvol zijn maar eenmaal de watertemperatuur optimaal is en de vissen dus over al hun capaciteiten beschikken (lees hun zicht optimaal is) dan kunnen ze wel eens ferm tegen je werken. Pop-ups staan boven en priemen eruit het enige wat nog ontbreekt is een pijtlje ernaast met “gevaar” erop geschreven. Er is zeker een tijd en plaats voor pop-ups maar niet voor mij in de zomermaanden en al zeker niet met vele “freebies” erond die compleet het tegenovergestelde zijn dan mijn pop-ups. Al mijn eieren werden dus in het wafter gebeuren gelegd. Waarom wafters en geen bodemaas, deze is nogal duidelijk en heeft voor mij twee redenen, wafters zinken traag af en komen vaak bovenop het bedemwier te liggen, ze heffen ook indien goed uitgebalanceerd nog eens het haakgewicht op wat een ook niet te onderschatten voordeel kan zijn bij rig-tricky vissen. Vissend op de Pads met deze rig’s bracht mij soelaas en zorgde voor het feit dat ik niet minder dan 4 vissen kon “strikken” en deze waren allen perfect gehaakt. Deze vertrouwensboost had ik nodig en ik besloot mijn Duitse visserij hierin ook onder te dompelen. De rigs werden vervaardigd uit Gardner Ultra Skin Soft 35 lb waarvan er enkel maar 5mm werd gestript juist boven de haak. Gewoon de ruimte nodig om de haak te doen kantelen. De onderlijn werd vrij lang gehouden 30 cm en dit om veel bewegingsvrijheid te crëeeren en rig vlot te laten werken. Wie mij kent weet dat ik een ongeloofelijke aanhanger ben van lange rigs en al zeker als ik ruim verspreid voer. De gedachte hier achter is eigenlijk heel simpel. Grote voerhoeveelheden op een grote oppervlakte noopt de vissen om te zwemmen en hun aas van een afstand binnen te zuigen, door de lange onderlijn heef ik zich hier alle ruimte toe. De haak bij dit type visserij is dan ook mijn ouwe getrouwe Mugga en dan wel in de Continental uitvoering. Even kort schetsen dat de Mugga en de Conti versie identiek zijn, echter is de Conti versie van nog sterker materiaal vervaardigd en is het haakoog iets groter zodat je vlot met “dikke” diameters onderlijnspul je knopen kan leggen. De grote afsand 200 meter plus werd overbrucht met enerzijds Gardner Hydro Sink braid en soms ook wel eens Hydrotyff op de spoelen. Dit varieerde naar gelang welke hoek ik van het water beviste. Ik moet eerlijk bekkenen dat ik absoluut geen grote fan ben van gevlochten hoofdlijn en als ik het maar enigzins kan vermijden ik het ook zal doen, ik haat echt de dril met braid. Soms kan je er helaas niet aan uit en kan het soelaas brengen. Indien met braid aan de slag zorg ik wel altijd voor een “nylon” leader, beetje demping is een must voor mij en in dit geval had de “Slinky” ook nog een het voordeel om slijtvast te zijn om de vissen over het talud te “tillen”. Aangezien er vaak bodemwier aanwezig was en je niet altijd in de mogelijkwas om je hengel uit te varen plakte ik ook altijd een pva wokkel op de haak, even likken en dichtvouwen rond de haak. Op deze manier was ik toch altijd min of meer zeker dat mijn rig eerst een paar seconden rechtop stond na impact en zich daarna zachtjes nestelde op de bodem of het wier. Tot zover even het tactische gedeelte geschetst Zoals reeds hierboven aangehaald is het een klein bestand en varieert het bestand enorm in diversiteit, oude spiegels, jonge schubs, hybriden (kruising koi/schub) en een paar oude originele vissen met 30 jaar plus op de teller. Wat mij ook enorm aanspreekt aan het bestand is het feit dat het allemaal massieve vissen zijn met een flinke kop en een stel schouders. De gemiddelde diepte van de grote slok water is 10 meter, wat maakt dat er steeds een druk op hun skelet staat wat maakt dat ze massief gebouwd zijn. Het zijn ook geen echte boilievreters, aangezien zit dit maar mondjesmaat voorgeschoteld krijgen van de locals, nee het zijn echt vissen groot geworden op een dieet van kreeft, mossels en larven, de boilies zijn een dessert niks meer niks minder. De occiasionle verassing loert ook altijd achter de hoek, een factor die de laatste tijd ook meer en meer een rol speelt in mijn visserij. Kompleet het padje af, en hopen op die ene verassing.

Mijn ervaring op groot water is er eentje dat niet alles loopt zoals je het wil maar dat volharding en inspanning vroeg of laat altijd wordt beloond.

Tight Lines,
Chris Vandenhaute